Epibreren

De huidige stand van de managementwetenschappen is te vergelijken met die van de medische wetenschap van voor de ontdekking van de bloedsomloop. Ik had het gezegd kunnen hebben. Maar dat heb ik niet. Het was Art Kleiner, Amerikaan, wetenschapsjournalist en co-auteur van het Fifth Discipline Fieldbook, u weet wel: de praktijkboeken over de lerende organisatie.

Art Kleiner vertoonde er vreselijke lichtbeelden bij van, ik vermoed, middeleeuwse chirurgijnen. Ik vroeg me bij het zien ervan af waarom het managen van mensen nog niet strafbaar was gesteld. Waarschijnlijk omdat het net als roken in kleine kroegen niet handhaafbaar is. We tellen alleen al in Nederland een miljoen praktiserenden.

Eerlijk gezegd weet ik niet meer goed waar zijn keynote speech verder over ging, na deze verpletterende openingszin. Af en toe heb ik wel even opgelet of hij het misschien had over zijn onderzoek waarin hij tamelijk overtuigend aantoont dat het handelen in organisaties nauwelijks wordt beïnvloed door de geformuleerde strategie (ook in de Verenigde Staten niet), maar door dat wat mensen denken dat mensen die er in hun ogen werkelijk toe doen ervan zouden vinden als ze zouden doen wat ze op het punt staan te doen (lees Who Really Matters). Maar daarover ging het niet.

Door krachtige beelden en uitspraken gaan mijn gedachten dikwijls met zichzelf aan de haal. Ik stelde mij twee managers voor. Zegt de een tegen de ander: joh, als ik zit te implementeren, krijg ik altijd van dat rode spul. Zegt de ander: o joh, dat heb ik ook. Da’s weerstand…

Implementeren is ook zo’n woord. Het staat pas iets meer dan een decennium in de woordenlijst der Nederlandse taal en is daar terecht gekomen via de managementspeak. Een vrolijk woord, vol beloften over maakbaarheid. Maar een onbestaanbaar woord.

Implementeren is een soort epibreren. Simon Carmiggelt introduceerde dat begrip in 1954 als onzinwoord. Degene die het woord gebruikt zegt bijvoorbeeld op een vergadering dat hij een en ander gaat epibreren en vertrouwt erop dat mensen dat voor zoete koek slikken.

In de bewuste Kronkel, gepubliceerd in de bundel Ping pong, schrijft Carmiggelt:

“‘Ik wou eens vragen,’ zei ik moeilijk, ‘u sprak zoëven van epibreren (implementeren)… het zal wel erg dom van me zijn, maar wat is dat eigenlijk?’

Een gemompel van bijval ging door de rijen en ook de ambtenaar keek licht ontroerd, toen hij mijn hand greep en sprak: ‘Dit is werkelijk een heel bijzonder ogenblik, meneer.’

‘Waarom?’ antwoordde ik.

‘Omdat u vraagt wat het betekent,’ zei de man. ‘Het betekent namelijk niets. Het is gewoon maar een woord. Ik heb het zelf verzonnen. Op een dag was er een lastige heer aan het loket, die ons haast wilde laten maken met een kwestie, die zijn tijd moest hebben. Ik zei: ‘Meneer, u hebt groot gelijk, maar geef ons nog een weekje om de zaak te epibreren. Het woord kwam vanzelf uit mijn volheid te voorschijn. En het werkte uitnemend: de man ging getroost heen.’”

Misschien is dat het geheim van managen. Het biedt ons troost. Troost in een verder onmaakbaar bestaan. Ondanks gebrekkige wetenschap daaromtrent.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *