2 mei 2017
Le déluge.
Stel je bent Frank en je overweegt een Rijk te stichten. Denk nou niet dat dat een rare gedachte is, want het is al eerder gebeurd. De streek waar doorheen wij reizen zou daar pakweg de vijfde eeuw na Christus, twee eeuwen na de ineenstorting van het Romeinse Rijk, erg geschikt voor zijn geweest. Overal bergen en heuvelen met op zowat elk daarvan een burcht. Vaak familiebedrijfjes die gingen van vader op zoon. Gewoon een fusieplan in elkaar steken, desnoods wat vijandelijke overnames. Et voila.
Natuurlijk, de autoriteit vrije markt moet zich er nog over uitspreken, maar als je dan in ruil voor concessies en de bouw van kerken her en der de pauselijke kroon hebt verworven is het dan toch zover. Het Frankenrijk is er. Van nu tot in de eeuwigheid. Vive la France! Maar tot in de eeuwigheid?
Die kastelen die je hier overal in het landschap ziet, daar wil ik het over hebben. Ze zijn van alle tijden. De oorspronkelijke modellen maken een knap vervallen indruk. Het zijn ruïnes. Toch ligt daar de oorsprong. Jonge ondernemers hadden ze gebouwd en ze dienden de bevolking er omheen tot schuilplaats tegen die andere jongeren, die hooligans die rovend ronddoolden en eenvoudig alles namen wat ze begeerden. Een leven had geen waarde, goederen des te meer.
Dat leven werd van de weeromstuit dan ook gezogen naar de toppen van de heuvels waar zich bescherming aandiende. Dat had wel een prijs. Je mocht je leven leven op voorwaarde dat je de eigendom daarvan min of meer afstond aan de Heer. En de opbrengst van je arbeid aan die andere heer die zich legitimeerde met de eerste.
Hou jij ze dom, hou ik ze arm. Dat was zo ongeveer de kongsi die de ridders hadden met de representant van de oude Roomse ordening. Hij zou eeuwen standhouden als de feodale ordening, die de mensheid eenvoudig opdeelde in zij die vochten, zij die baden en zij die werkten.
Die ordening zie je terug in de kerken en kastelen die hier in Frankrijk rijkelijk en alom aanwezig zijn. Ze waren kennelijk ook aan mode onderhevig. Zie je aanvankelijk nog hun oorspronkelijke functie erin terug, steeds meer wordt het een modeartikel. Hier aan de Loire gaat het vooral nog om protserigheid, om vertoon, compleet met torens die allang nergens meer toe dienen. Pure symboliek.
Met als toppunt van vertoon natuurlijk het Versailles van Louis Seize. Hij wist natuurlijk ook wel dat het niet eeuwig zo door kon gaan – hij was net zo slim als pakweg een bankier nu – maar wat kon hem dat schelen. Apres moi le déluge, zo getrooste hij zich. Na mij de zondvloed.
Toen het zover was merkte hij dat toen ter Bastille zijn koninklijke hoofd van zijn koninklijke romp gescheiden werd. Net te laat. Springtij der zondvloed. Dat tij is nog bezig zich terug te trekken. Het gaat gepaard met het terugtrekken van het leven uit de bergen en heuvelen waar het ooit bescherming zocht. Bloedeloos, stil en verlaten zijn ze nu. Slechts een haan kraait er nog naar.
In de dalen heeft zich een nieuwe ordening gevestigd. Hij is kenbaar aan de opzichtige tekenen van supermarkten en andere ketens ter bevrediging van de consumerende mens. Die trekt het leven naar de dalen, in al zijn lelijkheid, en laat de eeuwenoude dorpen hogerop achter als openlucht museum.
Het Frankenrijk bestaat niet meer. De nieuwe ordening heet wereldmarkt. Amerikaanse voedingsketers zetten er de toon. Nationalisme is nostalgie. De kastelen en de boeren dorpen dienen slechts ter vergaping. Meer niet.
Wat zullen de roofridders denken die nu hun leijke kastelen bouwen waarheen de mens nu trekken in de verwachting van een vadsig bestaan? Waarschijnlijk verschillen de ridders van nu in niets van hun voorgangers en denken ze het gelijk van de geschiedenis aan hun zijde te hebben. Ze zetten het primitieve spel van fusies en overnames voort. Met hetzelfde raffinement als in tijden lang vervlogen, met dezelfde macht en aanzien als gevolg.
En voor zover er dat inzicht is? Apres moi le déluge. Maar dan is het meestal net te laat. Wie dan leeft dan zorgt. Voorlopig lijkt het goed te gaan.